Noordzee Bonus 6 WVC

Dit zijn de teksten die voortkwamen uit de gesprekken met Hedy d'Ancona en Harry Kramer, en die kopers van de eerste versie van het boek nu dus toch kunnen lezen.

Het kabinet liep op zijn laatste benen en Brinkman vond het belangrijk dat commerciële omroep snel toegang zou kunnen krijgen tot de kabel. Harry Kramer was in die tijd Directeur Media van WVC. Bij hem thuis in Rotterdam vroeg ik naar wat er toen gebeurde.

"Niks ingewikkelds, zeker niet aan het eind van zo'n kabinet... Als een bewindspersoon dan nog iets wil... Je kunt dan makkelijk twee kanten uit: een bewindspersoon kan zeggen 'dat is voor het volgende kabinet; ik doe er niks meer aan' of hij kan zeggen 'ik wil toch iets achterlaten want ik vind dat we dat moeten dóórzetten'. En dat is dus in casu gebeurd. Om commerciële omroep te regelen op de kabel."

Er werd een concept wetsvoorstel gemaakt. Dat werd dus niet meer ingediend, maar er lag wel iets klaar voor Brinkmans opvolger. Toen ik vroeg hoe dat nou in zijn werk was gegaan, dat in elkaar sleutelen van een concept wetsontwerp waarmee een einde zou komen aan tientallen jaren strijd voor de invoering van commerciële omroep in ons land, schoot de oud-WVC topambtenaar in de lach. Het bleek geen kwestie te zijn van het installeren van een werkgroep en langdurige vergaderingen of zo…
"De basis voor dat wetsontwerp is gemaakt  in een Italiaans restaurant in Rotterdam! We zijn een avond bij elkaar gaan zitten om eraan te werken, met z’n drieën, Cees Vis en Herman Hofenk en ik. Cees Vis was mijn financiële man en Hofenk de jurist. Hofenk heeft dat toen verder uitgewerkt. En dàt wetsontwerp is dus door Elco gepresenteerd en heeft een rol gespeeld in de daaropvolgende kabinetsformatie.
Toen Hedy aantrad, hadden we eerst nog discussie, herinner ik me, vanuit de Kamer. Jeltje van Nieuwenhoven met name, die dacht dat je dat ontwerp in een half jaar door het parlement zou kunnen krijgen. Toen hebben wij gezegd: 'dat zouden we maar moeten vergeten.' Daar ontstond toen nog politiek gedoe over. Dus: tussen de minister en haar eigen fractie. Je ziet dat wel vaker. Dan slaat het beleid om... het is net een huisgezin hoor, dat is niet zo veel anders. Eerst wil niemand en op het moment dat dat dus omslaat, dan moet het ook metéén gebeuren! Dan kan het geen dag meer wachten. Maar dan moet je een beetje afstandelijk blijven. Zo'n wetsontwerp, afgezien van dat het technisch dus goed in elkaar moet zitten... je moet adviesorganen vragen, je hebt de Raad van State die er een advies over moet geven, het moet een paar keer naar het kabinet, dan moet het nog door de Tweede en Eerste Kamer, dus dan ben je gemakkelijk een jaar of anderhalf jaar verder. Da's geen ongebruikelijke periode. Als het nou een heel specifiek, meestal financieel, onderwerp is met grote spoed, dan kan het wel veel korter, maar dìt soort dingen niet. Dus daar is Hedy d'Ancona mee begonnen, met dat wetsontwerp. Ik dacht in '91 of zo, is dat wet geworden. In de jaren daarna hebben we het volledig vrijlaten van commerciële omroep geregeld. Toen begon ook de problematiek van de verdeling van etherfrequenties."

Dan is er uiteindelijk beslist: er moet commerciële omroep komen en dan ging dus op een gegeven moment de bel en meldde zich een club met 'wij willen wel'. Hoe ging dat dan verder?
"Je kreeg een lobbycircuit op je af. En dan begonnen we stukken te schrijven over wat zij wilden en kwam er briefwisseling op gang.
Guus Jansen kwam ook regelmatig langs. Ik had een goede verhouding met Guus. Martin Banga heb ik ook goed leren kennen. Je krijgt wel verhoudingen met al die partijen. Ook later met die frequentieverdeling: Erik de Zwart, die jongen van Sky minder, Jeroen Soer van Radio 10... Dan overlegden we, wat zìj wilden, wat wìj wilden. Je probeerde ook wel eens wat uit. En je hoorde nog wel eens wat. Het is ook nuttig. Je moet ook weten wat ze willen. Je moet niet meteen één op één dóen wat ze willen, maar je moet wel wéten wat ze willen. En je kunt dan hier en daar ook vertellen wat wel en wat niet kan, zodat ze een beetje in dat proces meegaan."

Radio en tv hadden in Nederland altijd sterke banden met 'Den Haag' gehad maar dat was aan het veranderen. Oud-minister Hedy d'Ancona:
"Die omroepen hadden ook voor het eerst minder toegang tot de Kamer. Tot die tijd was het altijd een enorme lobby van die Hilversumse topbazen met de woordvoerders in de Kamer. Echt hoor: dat was één op één. En daar moest ik niks van hebben. Ik vond dat niet democratisch. Ik ging het gesprek aan, maar niet met die voorgeprogrammeerde Kamerleden.
Jeltje van Nieuwenhoven deed de omroep en voor het CDA was dat Atsma. Jeltje had wel een grote invloed op Atsma dus als ik wat wilde, moest ik dat via Van Nieuwenhoven doen en dan hadden we een Kamermeerderheid. Maar Van Nieuwenhoven eiste daar ook wel wat voor. Voor wat, hoort wat. En daar was ik natuurlijk weer minder voor te vinden. Ik wilde wel tot zondagavond met haar overleggen, vaak zelfs tot in de nacht, maar ik wilde niet de brieven die naar Hilversum gingen, eerst aan mevrouw Van Nieuwenhoven ter inzage geven. Dus dat was een gedoe! Het was ontzettend manoeuvreren. Een kwetsbaar dossier. De omroep nam eigenlijk disproportioneel veel tijd in beslag. Maar het was ook wel weer leuk natuurlijk; het was ook wel spannend. En het was inderdaad wel omroepgeschiedenis, maar die kan je niet aan één minister toeschrijven. Het kwam natuurlijk niet alleen maar door één minister met haar toch wel strenge opvattingen en haar ploegje van zeer getalenteerde ambtenaren, want dat waren het natuurlijk wel... Het was de tijdgeest waardoor het scheepje een andere koers ging varen."

Was het allemaal extra moeilijk omdat politiek Den Haag eigenlijk helemaal niet wilde dat de publieke omroep concurrentie zou krijgen van commerciële partijen? Zo zat het volgens d'Ancona zeker niet:
"Ik denk dat ik in eigen kring support had van Ernst Hirsch Ballin of zo. Echt zo'n principiële CDA'er. Die herinner ik me vooral. En dan misschien nog één of twee, maar ik moest mijn best doen, in eigen kring. En echt anders dan je zou denken. Want daar was toen echt iets van 'joh, laat het allemaal maar vrij.' En ook irritatie naar die publieke omroep. Grote irritatie. Dat ze met geld smeten en dat soort dingen. Nou: en de commerciëlen die kostten geen geld, dus dat vonden ze makkelijk. En ze hadden niet, zoals ik, daar strenge opvattingen over. Ik had een andere instelling. Ik wist toch beter waarover ik het had en ik was veel negatiever over de commerciële omroep dan ik in de Kamer liet blijken. Ik vond het onvermijdelijk, maar ik dacht wel: 'hoe staan de zaken er voor? Het gaat daar toch om geld verdienen? Nou oké. Het leven bestaat uit geld verdienen. Ik heb geen moreel oordeel maar ik zou toch wel graag de nodige regels hebben.' Ik had ook best gewild dat er aan die commerciële omroep veel meer eisen waren gesteld dan wij destijds deden. En dat had, denk ik, te maken met het feit dat wetgeving heel erg lang duurt. Dat die amtenaren tegen me zeiden: 'ja luister eens, als je die omroepwet binnen een paar jaar wilt hebben... vergeet dat maar, want dat moet naar de Raad van State... Daar doe je wel een jaar of vier, vijf over. We hebben meestal niet aan één minister-periode genoeg om dat ook af te ronden.' En dat is ook zo. Je neemt een heleboel van je voorganger over, net zo goed als dat je veel weer doorgeeft aan je opvolger. Ik heb toen de Raad van State opgebeld en gezegd: 'het moet echt snel. We moeten die wetgeving snel hebben, want we worden aan alle kanten ingehaald.' En omdat ik dat zo snel wilde en omdat het ook zo snel móest, is dat ook gelukt, maar daarbij is er afgezien van het, laat ik zeggen, selectiever zijn naar de commerciële omroep toe. Zoals ze in Engeland een commerciële omroep hebben, die toch ook een bijdrage levert aan het culturele aanbod. Of die in financieel opzicht aan strengere regels gebonden is. En wij hebben dat niet. Eerlijk gezegd: als ik meer tijd had gehad, had ik dat liever wèl gedaan. Zoveel als het in mijn kop zat, is het niet geworden."

Destijds waren de zeezenders Veronica en Radio Noordzee de nek omgedraaid door het kabinet Den Uyl. Nu zat er een PvdA-minister die commerciële radio mogelijk moest maken. Hoe voelde het voor Hedy d'Ancona zelf? Ik vroeg het haar, zittend aan de grote tafel in een voorkomer van haar woning in Amsterdam; dezelfde tafel waaraan in de jaren '90 veel en langdurig was overlegd over de Nederlandse radio en tv.
"Dat voelde goed. Ik zat op het moment dat ik minister werd al ruim 5 jaar in het E.P. en had dus mee kunnen denken over Europese wet- en regelgeving. Het tegenhouden van commerciële omroep paste niet in het beleid dat uitging van open grenzen en vrij verkeer van personen, goederen en diensten. Daarnaast was de zogenoemde U-bocht constructie die in Nederland werd toegepast zeer doorzichtig en ongewenst. Het kwam dus langs twee wegen: die ene was die onzinconstructie en die andere was het onvermijdelijke... Toen ik eenmaal minister was, begon het met de introductie van reclame op de zondagen. Dat was vooral voor de christelijke partijen een moeilijk punt. Mij ging het om de inkomsten voor de publieke omroep. Ik heb de ambtenaren vanaf het begin duidelijk gemaakt dat ik voorstander was van een sterke publieke omroep en daar horen nu eenmaal de financiële middelen bij om dat te realiseren. Waar overigens voor mij al bij hoorde dat ze zouden fuseren, dat ze zouden samenwerken... Wat ze dus nu allemaal wèl moeten, dat hebben wij toen al geprobeerd. Zonder veel succes. Het was ook de irritatie: dat iedereen achterover ging leunen en alleen maar zat te vragen en nooit eens zelf met ideeën kwam over hoe het op een betere manier georganiseerd kon worden. Al die Achter Het Nieuwsen, en alles nòg eens een keer... Maar goed; ik bleef erbij dat een goed georganiseerd publiek bestel van eminent belang is, dat de overheid daarbij onontbeerlijk was. Het was ook niet zo dat ik die commerciële omroep nou zo verschrikkelijk vond, maar ik vond wel dat het een aanvulling moest zijn op het publieke. Dat het niet maar een kopie moest zijn. En ik denk eerlijk gezegd dat het positieve onthaal van Radio Noordzee te maken had met het idee dat dat iets was waar ik wel wat in zag. Dat ik het een aanvulling vond. Dat ik dat op die manier bij de publieken niet zag. En dat vond ik iets bijzonders. En ik vond ook nog wel, en daar was ik natuurlijk ook gevoelig voor, dat in zijn soort alles kwaliteit moest hebben. Ik zei dat er bij de publieke omroep net zo goed spelletjes of showprogramma's mochten zijn, als het maar kwaliteit had. En ik denk dat mevrouw Kaagman daarom zo positief over mij was, omdat ik dàt wel liet merken. A, dat ik het wel iets aparts vond en: b, dat het in zijn soort ook góed was. Dat waren de principiële houdingen die ik aan die ambtenaren doorgaf. En hoe het dan allemaal verder precies moest... ja, daar waren zij natuurlijk voor. "

Wat vond de minister destijds van die Noordzee delegatie?
"Het waren wel mensen met een missie. En die deden ook echt moeite mij daarvan te overtuigen. Ook mevrouw Kaagman: die was behoorlijk bevlogen."

JANUARI '94: DE ETHERFREQUENTIES WORDEN TOEGEWEZEN
De ochtend ging voorbij zonder dat er nieuws kwam. Martin zei: “We horen het pas vanmiddag. Daarna breekt de hel los en gaat bij het ministerie de deur op slot om weekend te vieren.” Het klonk erg aannemelijk. Zou het kunnen dat Martin de uitslag al kende?
"Nee", zegt oud-minister d'Ancona. "In zekere zin niet, want vrijdagochtend was ministerraad, en soms wel tot een uur of drie 's middags... En die vrijdagochtend moest het nog door de ministerraad. Ik heb het verdedigd. Het kan best dat Banga dus wist dat het wat ons beteft in orde was, maar er kon nog geen persbericht uit, want het moest nog door de ministerraad. Het echte besluit was er pas die vrijdagmiddag." Kortom: we hadden die hele week voor niets in spanning gezeten, want het besluit had niet eerder kùnnen komen.

MIDDERNACHT, 1 APRIL 1994
Minister d'Ancona zat niet te luisteren, toen er om middernacht een nieuw tijdperk in de Nederlandse radiogeschiedenis begon, maar ze vond het wel gedenkwaardig:
"Dat moment betekende eigenlijk ook: een einde aan de schaarste. Wij hadden altijd zo op die frequenties gezeten vanuit een schaarste perspectief. En dat was er op een gegeven ogenblik dus niet meer. Dat heeft de zaken ook heel drastisch veranderd."

DE LATERE FREQUENTIEVEILINGEN
De verdeling van freguenties verliep inmiddels helemaal anders. Harry Kramer:
"Eerst ging het met een vergelijkende toets en later is dat veilen geworden. Daardoor zijn de commerciële jongens toen allemaal zo vreselijk veel geld kwijtgeraakt. Overigens veel te veel. Je kon maar één keer bieden. Dus iedereen was bang dat ze te laag zouden zitten, dus er is toen veel te veel geboden. Het verschil tussen degene die won en de nummer twee was af en toe zó groot... van dat bedrag had je stil kunnen gaan leven." De schatkist voer daar wel bij, maar opvallend genoeg was het niet de politiek die had aangestuurd op veilen. “Er was in de markt grote weerstand tegen een vergelijkende toets ontstaan. Die stations realiseerden zich niet dat, nu er niet meer zo'n schaarste aan frequenties was, de eerder toegepaste criteria voor toewijzing natuurlijk niet meer golden. De criteria die wij bedacht hadden, waren voor drie en vijf frequenties en niet voor twintig. Ze hebben niet beseft dat ze dus niet zo hevig tegen elkaar op hoefden te gaan bieden om een frequentie te krijgen. Ze hadden volgens mij veel beter in een vergelijkende toets kunnen blijven zitten. Dan was er ongeveer hetzelfde gebeurd en dat had ze een hoop geld gescheeld. Martin Banga was in die periode voorzitter van de Vereniging van Commerciële Radio Nederland en daar heeft-ie volgens mij echt het verkeerde pad gekozen. Dat heb ik 'm ook wel eens gezegd: 'Martin, je had beter bij mij kunnen blijven. Dan had je ook een frequentie gehad en het had je tientallen miljoenen gescheeld.' Ik heb 'm er ook mee geplaagd: 'Namens de Nederlandse Staat hartelijk dank!'"

Maar hoe zat dat dan, met ineens volop beschikbare frequenties?
"Dan zie je hoe die techniek zich heeft ontwikkeld. We zaten toen nog met vier of vijf frequenties die beschikbaar waren. Dat was het maximum wat er was: er was schaarste. En het was de technische dienst van Verkeer en Waterstaat die daar mee bezig was. Dat frequentie-dossier heeft een heel verloop gehad tot al dat gedoe later. Maar dit was het begin daarvan. En toen bleken er steeds meer frequenties te zijn. Guus Broesterhuizen, de latere directeur daar, had wel een leuke metafoor... Guus zei over die frequenties: 'het is net of je in bad zit met een spons met zeep. Iedere keer als je knijpt, komt er tòch weer wat uit.’ We hebben er echt avonturen mee beleefd met die frequenties...Wat was dat een politiek gedoe allemaal. Je schoot ook vaak in de lach, natuurlijk hè…
Het klinkt komisch, maar het was voor 'de techneuten' van Verkeer en Waterstaat iets waar ze vreselijk veel last van hadden. Zìj vonden dan weer wat, maar ook de buitenwacht. Sky en 538 die inmiddels ook al zo'n restfrequentie hadden, zijn toen bezig geweest met een club uit Engeland en die heeft toen ook nog eens een groot rapport uitgebracht en waarin stond 'het kan allemaal veel beter'. NOZEMA zat er natuurlijk tussen en Erik de Zwart zat altijd tegen dat NOZEMA aan te hangen, dat dat niet goed was en zo. Maar die hele lijn van commerciële radio, dus Sky en 538 en mannen als Erik de Zwart, die riepen van 'het is ter bescherming van de publieke omroep', die hebben dus gewoon ongelijk gehad. Ik noem dat altijd 'hun beperkte blik.'"

Had de overheid ook niet een beetje de schijn tegen? De zeezender Veronica mocht niet blijven en er was geen ruimte voor een frequentie. Maar toen Veronica als aspirant omroep begon, was dat op het splinternieuwe Hilversum 4. De overheid doet, ik weet niet hoelang, over wetgeving, maar toen het REM-eiland moest worden aangepakt was het in een paar maanden gepiept. Hilversum wilde geen reclame, maar om de zeezender Veronica te bestrijden werd de STER opgericht. Dan ga je je toch afvragen of het allemaal wel zo eerlijk verliep.
"Dat hangt er vanaf van welke kant je het bekijkt. Het is zoals in de film Rashomon. Die gaat over een samurai die met zijn nieuwe bruid in een bos wordt overvallen door een struikrover. Dat verhaal wordt vier keer verteld. Eén keer vanuit het perspectief van de samurai, één keer vanuit het perspectief van zijn bruid, één keer vanuit het perspectief van de struikrover en... één keer vanuit het perspectief van God. En dat zijn dus vier verschillende verhalen. Iedereen heeft zijn eigen werkelijkheid. Veronica was een principiële strijd. De politiek vond dat dat niet moest gebeuren. Naar maatstaven van de Nederlandse politiek is daar toen echt heel fors ingegrepen. Dat zou nu niet meer gebeuren. De publieke omroep wilde geen reclame, maar er kwam enorme druk uit de reclamewereld om reclame toe te laten op de publieke zenders. Men is eigenlijk overstag gegaan. Het is een krachtenspel. In een overheid heb je altijd verschillende invalshoeken. Er moet rekening worden gehouden met bescherming van een publieke omroep, maar er moet ook ruimte zijn voor groei van, in dit geval, de reclamewereld. Zo'n economische kracht wordt dan ondersteund door een ministerie van Economische Zaken. Dus dat werkt ook in een kabinet door. Het omroepdossier bestond uit drie invalshoeken. Wij zaten daarin, als WVC met onze maatschappelijke en culturele verantwoordelijkheid, dan had je Verkeer en Waterstaat die zich bezighield met de technische aangelegenheden en Economische Zaken bezag de zaak vanaf de economische kant. En Algemene Zaken bemoeide zich er ook nog mee, want het was wel een onderwerp waar ook de premier bij betrokken was. Zo zat dat in elkaar.
En de verhoudingen willen in de tijd nog wel eens verschuiven. In de begintijd had WVC grote invloed op dat frequentiebeleid, maar je ziet dat dat minder is geworden. Ambtelijk gezien waren wij er allang van overtuigd dat er commerciële omroep moest komen, en wij hingen een model aan dat voorzag in het ontstaan van een duaal bestel. Een redelijke portie voor de publieke omroep en een redelijke portie voor de commerciële omroep. Dat was heel zakelijk gedacht. Ik heb nooit het beschermen van de publieke omroep voor ogen gehad. Het belangrijkste dat wij in die tijd hebben gedaan, was kijken wat voor type (radio-) landschap je nou eigenlijk wilde creëren. En wat dat betreft was het een opstekertje voor Radio Noordzee Nationaal dat die zich zo focuste op dat Nederlandse lied. Want dat was in Hilversum wel verwaarloosd. Wij zaten met de vraag: hoe zet je nou op een behoorlijke manier een radiolandschap in elkaar? De criteria zaten volgens mij toen in de richting van: het moet een toevoeging zijn aan het bestaande en geen verdringing, kleintjes moeten ook een kans hebben, en dat het een steun geeft aan culturele ontwikkelingen vonden we ook erg interessant en de financiële aanbieding zou geen doorslag kunnen geven. Ik denk dat dat laatste één van de belangrijkste overwegingen is geweest om Radio Noordzee Nationaal een frequentie te geven. En met Radio Noordzee Nationaal is dat goed gelukt. Zeker in de eerste jaren zag je een opleving van het Nederlandse lied."

Kramer en zijn mensen keken ook wel naar hoe het in andere landen in elkaar zat.
"O ja, zeker! Ik denk dat er nog wel studies liggen. Van 'hoe is dat in Europa geregeld?'"

Uiteraard speelden er, naast alle kwesties op het gebied van de invoering van commerciële radio in ons land ook nog heel wat vergelijkbare zaken rond de invoering van commerciële televisie. Het plan van Strengholt voor TV Noordzee heeft het niet gehaald, maar zelfs het met veel bombarie aangekondigde TV10 van Joop van den Ende is er nooit gekomen. Of Joop daar zelf fatale fouten heeft gemaakt of dat 'de politiek' hem een streek heeft geleverd; feit is dat hij allerminst van het toneel is verdwenen. Voor de laatste maal Harry Kramer:
"Joop van den Ende is zo groot en rijk geworden als-ie is, omdat-ie nooit gekregen heeft wat-ie wilde, namelijk een televisiefrequentie. Hij is 'in de programma's' gebleven. De politiek heeft hem erg ‘geholpen’ om zo groot te worden samen met John de Mol."